Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], God [9]vaart op met gejuich, de HEERE met geklank der bazuin. 9. Of, is opgevaren, opgeklommen, opgekomen, opgetrokken. Gelijk geschied is als de ark [op welke God zijne tegenwoordigheid vertoonde en die een voorbeeld van Christus was] van David werd opgehaald naar Zion, 2 Sam.6:15; 1 Kron.13:8, en 1 Kron.15:28; en daarna van Salomo gebracht in den tempel. 2 Kron.5: en voorts als de Heere Christus zelf ten hemel opvoer, Luk.24:51,52, om vandaar als Koning alles te regeren. Verg. hfdst.2 vs.6,8,9, en hfdst.110: